Proceskosten intellectuele-eigendomsprocedures

Leestijd: 2 minuten

In onze IE-praktijk krijgen we – bijvoorbeeld in technology-, innovatie- of ICT-zaken of zaken uit de creatieve industrie: (web)design, domeinnamen – vaak de vraag wat een IE-procedure (over merk, octrooi, handelsnaam e.d.) nu eigenlijk kost als men verliest; ofwel: hoeveel proceskosten moet u aan de ander betalen als hij door de rechter in het gelijk wordt gesteld (‘wint’). Die vraag zal ik hierna beantwoorden. Overigens spreekt het voor zich dat u dan ook weet welke vergoeding u van de verliezer krijgt als u wint. In dit artikel behandel ik dus niet de kosten van uw eigen advocaat; daarover kunt u in veel gevallen vooraf een afspraak maken op basis van een begroting of schatting.

‘Vroeger’ – dat wil zeggen: vóór 2006 – was het antwoord relatief simpel. De rechter paste een forfaitair systeem toe; een systeem dat nog steeds in niet-IE-procedures wordt toegepast (en dus in het overgrote deel van de rechtszaken). Dit forfaitaire systeem was/is gebaseerd op ‘punten x tarief’. Iedere proceshandeling telt dan voor (meestal) een punt en een punt wordt op een bepaald tarief gewaardeerd. Dit tarief wordt bepaald door het financiële belang van een zaak. Zo is er in een standaardrechtszaak sprake van één processtuk en een mondelinge behandeling bij de rechter. Die tellen elk voor een punt. Een veel voorkomende omvang van het financiële belang is € 40.000 tot € 98.000; het tarief per punt is dan € 894. De verliezer betaalt dus € 1788 proceskosten voor de advocaat van de ‘winnaar’, vermeerderd met de griffierechten van de winnaar – als dit een BV is – van € 1892; totaal € 3680. Hoewel dit dus nog steeds geldt in het overgrote deel van alle rechtzaken is dat sinds 2006 volstrekt anders in IE-zaken.

In IE-zaken is sinds 2006 een Europese regeling van toepassing. Daardoor moet de verliezer in een dergelijke zaak de ‘redelijke en evenredige’ proceskosten van de winnaar betalen. Tot die proceskosten behoren niet alleen de advocaatkosten, maar ook het griffierecht, de kosten van de deurwaarder, van deskundigen, zoals octrooi-, modellen- en merkgemachtigden en kosten van onderzoek (recherche, marktonderzoek e.d). Om de eenheid te bevorde ren zijn er indicatietarieven vastgesteld. Zo zijn de advocaatkosten in een eenvoudig kort geding maximaal € 6000 en in een normale bodemzaak maximaal € 20.000. Echter, enerzijds zijn dit ‘maar’ indicatietarieven – zodat de rechter meer mag toewijzen – en anderzijds gelden de indicatietarieven niet voor octrooizaken. Dit betekent dat in complexe (bijvoorbeeld) merkzaken soms vele tientallen duizenden euro’s aan proceskostenvergoeding aan de winnaar worden toegewezen; in octrooizaken komen zelfs regelmatig proceskostenvergoedingen van honderdduizenden euro’s voor. Bij al deze bedragen wordt meestal nog het griffierecht opgeteld; in veel gevallen is dat het bedrag dat ik hiervoor noemde: € 1892.

Het antwoord op de vraag naar de hoogte van de proceskostenvergoeding die u aan de ander moet betalen als u verliest (of die u van de verliezer ontvangt als u wint), is dus onzeker. Bij heel kleine IE-zaken gaat het een enkele keer om enkele duizenden euro’s. Omdat veel IE-zaken in een kort geding worden beslist, komt een proceskostenvergoeding van rond € 6000 relatief veel voor. Echter, in complexere IE-zaken en in octrooizaken is een proceskostenveroordeling van € 50.000 niet ongewoon.

april 2014,
Dohmen advocaten,
mr. Hub Dohmen.

Interessant in het kader van proceskosten is de volgende zaak waar dat volledig mis gaat: 13 augustus 2010: (merkenrecht) column “poort naar vernietiging gesloten voor sleutelfabrikant”. Geen merkinbreuk. Een merk is bestemd om de herkomst van waren of diensten aan te duiden, niet om de bestemming er van aan te geven. Gepubliceerd op alurvs.nl

Afspraak/telefonisch overleg

Wilt u graag een afspraak maken of wilt u uw zaak nu voorleggen, Dohmen advocaten is iedere dag van 9:00 tot 17:00 telefonisch bereikbaar via 013-5821987.

Ook kunt u contact opnemen met ons via het onderstaande formulier: