Erfgoedinstellingen met de handen in het haar: let bij een opdrachtovereenkomst goed op hoe je een creatief werk publiceert!

Leestijd: 2 minuten

Rechtszaak Voet/Erfgoed Leiden

Eindelijk is er een uitspraak van het gerechtshof over de kwestie Voet/Erfgoed Leiden. Deze rechtszaak was erg belangrijk voor erfgoedorganisaties, archiven en musea. Het arrest heeft namelijk veel duidelijkheid gegeven over wat zij met hun oude foto’s mogen doen met betrekking tot het digitaliseren en over wat een redelijke vergoeding is voor het online plaatsen van dergelijke foto’s. Vrolijk zullen ze er overigens bepaald niet altijd van worden … Lees hier mijn korte samenvatting.

Fictief makerschap, art. 8 Aw

In het arrest werd dieper op enkele artikelen van de Auteurswet ingegaan. Ik behandel in deze column een van die artikelen, namelijk Artikel 8 van de Auteurswet (art. 8 Aw) inzake een vorm van fictief makerschap en wat dit voor makers en uitgevers betekent.

Openbaarmaking van een werk door een ander dan de maker

Wat is fictief makerschap? Dit wil zeggen dat iemand anders dan de ‘fysieke’ maker van het betreffende werk wordt gezien als maker (en dus het auteursrecht op dat werk heeft). Bij artikel 8 gaat het om de situatie dat een organisatie het werk van de fysieke maker (bijvoorbeeld een freelancer) op eigen naam openbaar maakt, zonder de naam van de ‘echte’ maker te vermelden. Het auteursrecht behoort dan aan degene die het werk naar buiten brengt , tenzij de openbaarmaking zonder naamsvermelding bewijsbaar onrechtmatig is. Je mag van dit artikel afwijken, bijvoorbeeld door af te spreken dat ondanks openbaarmaking door een ander zonder de naam van de fysieke maker, het auteursrecht toch bij die maker blijft.

Einde va de redding: alleen bij opdracht

Belangrijk in de uitspraak van Erfgoed Leiden is dat het gerechtshof de lang lopende discussie heeft opgelost over wie zich op dat artikel 8 kan beroepen. Welnu, zegt het hof: dit artikel geldt alleen voor de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer! Dus, alleen als de maker het werk in opdracht van een organisatie heeft gemaakt, kan die organisatie het auteursrecht op het werk krijgen door het openbaar te maken alsof het van haar is – dus zonder de naam van de ‘echte’ maker te noemen. Dat fictief makerschap ontstaat dus niet tussen – bijvoorbeeld – een licentiegever en een licentienemer in een niet-opdrachtrelatie.

Conclusie: een drama voor erfgoedinstellingen (?)

Waarom is dat een probleem voor erfgoedinstellingen? Als we kijken naar de zaak Voet/Erfgoed Leiden dan betekent dat concreet het volgende. Uit niets blijkt dat Roovers, de fotograaf, een opdrachtrelatie had met de bedrijven – uitgevers – die zijn foto’s zonder zijn naam naar buiten brachten. Ook blijkt uit niets dat de eerste openbaarmakers van de foto’s zich op art. 8 Aw hebben beroepen. Het auteursrecht ligt dus (vooralsnog) bij Roovers (erven) als maker. Dat betekent dat Erfgoed Leiden zich niet kan beroepen op dat ‘openbaarmakersauteursrecht’ van de uitgevers. En laat dat nu juist een mogelijkheid zijn waarvan erfgoedinstellingen tot nu vaak dachten/hoopten dat die hen zou beschermen tegen potentiële auteursrechtclaims bij het digitaliseren van erfgoed … Al die archieven en musea moeten dus voortaan op zoek gaan naar het bewijs dat de organisatie die als eerste een foto openbaar maakte ook de opdrachtgever van die foto was. Ga er maar aan staan … Schrale troost is dat het gerechtshof de auteursrechtvergoeding voor dergelijke oude foto’s – in dit geval! – op enkele euro’s heeft gesteld. Als je als museum er vele duizenden hebt … en als je andersoortige oude foto’s hebt …

Yvonne Vetjens, dd 18 juni 2020

Twitter / Linkedin

Afspraak/telefonisch overleg

Wilt u graag een afspraak maken of wilt u uw zaak nu voorleggen, Dohmen advocaten is iedere dag van 9:00 tot 17:00 telefonisch bereikbaar via 013-5821987.

Ook kunt u contact opnemen met ons via het onderstaande formulier: